Zondag 9 oktober 2022

We zagen uit naar de lezing van Gerard Gerritse over de klimaatcrisis. Na drie keer uitstel in coronatijd kon de lezing ook dit keer helaas niet doorgaan vanwege coronabesmetting in zijn persoonlijke kring. Wel stond de dienst geheel in het teken van de klimaatcrisis waarin wij ons bevinden. Centraal stond psalm 148, een scheppingspsalm waarin de elementen en al het geschapene God lof toe zingt en dankt voor het bestaan. Daarnaast klonken enkele teksten uit het ‘De schreeuw van de aarde’, het nieuwe boek van Franck Ploum over de klimaatcrisis. De overdenking begon met de herinnering aan het document ‘Grenzen aan de groei’ van de ‘Club van Rome’. Een document uit 1972 dat toen al waarschuwde voor de gevolgen van de enorme economische groei voor onze leefomgeving. Veel van de voorspellingen uit het rapport zijn niet uitgekomen. Maar dat maakt het rapport niet minder waardevol als een eerste serieuze waarschuwing en als aankondiging van de enorme klimaatcrisis waarin we ons nu bevinden. Hoe zouden we ervoor gestaan hebben als de kernvragen van het rapport van nu 50 jaar serieus waren genomen en het niet in een diepe la was verdwenen met het stempel ‘doemscenario’ en ‘bangmakerij’? In die tijd was er nog een heilig geloof in de technologische vooruitgang. De techniek zou alle problemen oplossen zo werd gedacht. Maar technische vooruitgang heeft twee kanten. Maar de medaille heeft twee kanten. Want technologie bracht ons bijvoorbeeld ook grootschalige landbouw en bio-industrie, problemen waar we nu mee kampen. Bovendien verwijdert het heilige geloof in technologische vooruitgang ons van een wezenlijke vraag. Namelijk de vraag naar de ethiek en de moraliteit: Mag alles wat kan? Moet je alles wat kan ook willen? En dat werd de overstap naar psalm 148 en de bijbelse teksten. Want vaak wordt met de bijbel in de hand geroepen dat God ons de aarde in handen heeft gegeven, wij mogen heersen, doen wat we willen met de schepping. Maar hoe zou een boek dat oproept tot bevrijding kunnen oproepen tot vernietiging en onderdrukking van het ene schepsel door het andere? Als God in elk onderdeel van de schepping zichtbaar is en op ons toekomt, zoals psalm 148 en psalm 8 bezingen, dan kan het bijbelse heersen alleen betekenis krijgen als we het verbinden met het bijbelse thema van het dienende koningschap, de dienende leider. En dan krijgt heersen de betekenis van behoeden en beheren, omzien en tot leven brengen. We worden daarmee verantwoordelijk gemaakt voor de schepping en de toekomst van deze aarde.