Op de derde zondag van advent stonden we stil bij de opening van het Lukasevangelie. Hier staan twee vrouwen aan de wieg van een nieuw begin: Elisabeth en Maria. In hen gaat het verhaal van Thora en profeten verder. Lukas is de meest joodse evangelist, voor hem is het nieuwe begin niet een begin los van de Joodse geschriften en traditie. Nee, Jezus vertelt het verhaal van de Joodse bijbel opnieuw en vertaalt het naar de tijd waarin hij leeft en vervolgens vertaalt de schrijver van het Lukasevangelie het weer naar zijn tijd en lezers. De verhalen over zwangerschap en geboorte bij Elisabeth en Maria zijn mooie verhalen, maar ze hebben ook verwarring gezaaid in de eeuwen daarna. Fysieke maagdelijkheid? Nee, beeldspraak, symboliek voor wat doorheen de hele bijbel wordt verkondigd: nieuw begin komt niet uit mannelijke potentie. Waren niet alle Aartsmoeders onvruchtbare vrouwen? Ook Elisabeth was onvruchtbaar. En nu Maria, weliswaar niet onvruchtbaar, maar zwanger zonder tussenkomst van een man. Het verhaal wil ermee zeggen dat de uiteindelijke bevrijding, de verlossing uit duisternis en onderdrukking, niet te verwachten is van vruchtbaarheidsverering, van man en macht, maar van kwetsbare, doch niet aflatende krachten. Tijd dus om op weg te gaan. Weg te trekken uit man en macht en een nieuwe tijd – een tijd van de kwetsbare krachten – binnen te gaan. De geschiedenis leert, dat de vrouwen hierin vaker vooropgaan dan mannen. Zij zijn meestal de speurders, de draagsters en de vormgeefsters van een nieuwe tijd.