In de serie geestkrachtige dichters hoorden we het indringende gedicht ‘Water’ van de 30-jarige Zuid-Afrikaanse dichter Koleka Putuma. In dit gedicht roept Putuma de gevoelens op die een zwarte Zuid-Afrikaan heeft bij een dagje naar het strand. De zee, het strand is niet de plek om lekker te snorkelen of te liggen zonnen. Het is de plek die herinnert aan de slavenboten, over water werd het volk ontmenselijkt en verhandeld. Het is de plek die herinnert aan het feit dat ze gedwongen gedoopt werden tot volgelingen van een blanke Jezus, met een blanke God en een blank engelenkoor. Maar ze kaart niet alleen de blanke onderdrukking aan, ook de zwijgcultuur binnen de zwarte gemeenschap is haar een doorn in het oog. En vooral dat zwarte vrouwen steeds weer het zwijgen wordt opgelegd. Dat zij de problemen tussen blank en zwart en binnen de zwarte gemeenschap in haar land ter sprake brengt wordt haar niet in dank afgenomen. Haar wordt verweten dat ze de onderlinge solidariteit verzwakt. En dat terwijl zij niets anders voor ogen heeft dan het doorbreken van het zwijgen over al het onrecht dat de zwarte Zuid-Afrikaan is aangedaan en dat nog niet is uitgesproken en het onrecht dat voortgaat tot op vandaag waarover ook geen gesprek mogelijk is. In haar ogen kan er alleen een toekomst voor Zuid-Afrika zijn als er gepraat wordt met elkaar. De moeilijke gesprekken moeten gevoerd worden en niet langer uit de weg worden gegaan. Ze roept op om de mythe van de vrolijke regenboognatie door te prikken en in gesprek te gaan over de rotzooi die er ligt en die moet worden opgeruimd. Putuma vertolkt de stem van een nieuwe generatie. Ze staat niet alleen in haar woede. Haar woede is kenmerkend voor veel Zuid-Afrikaanse jongeren uit de zogenoemde ‘born free’-generatie. Ja zeker, vrij geboren, na de apartheid, maar wel in een land waar de ongelijkheid alleen maar groter wordt. En waar de koloniale erfenis en de apartheidsjaren zorgen voor gigantische verschillen tussen arm en rijk, op het gebied van cultuur, ras, politiek, economie en grondbezit. De jonge generatie is het zat om slachtoffer te zijn van iets waar ze part noch deel aan hebben gehad. Ze zijn het zat om aan de tafels van de blanken aan te schuiven, of aan de tafels van de kleine bovenlaag van de zwarte bevolking die geprofiteerd heeft van de ommekeer en zich vervolgens schandelijk verrijkt. Ze willen, aldus Putuma, nog onder één voorwaarde aan tafel zitten: de dagelijkse moord op zwarte Zuid-Afrikanen, dat moet het gespreksonderwerp aan tafel worden. Het gesprek, dat met het einde van de waarheidscommissie verstild en verstomd is, moet weer gevoerd worden. En dat gesprek moet leiden tot helende gerechtigheid. Dan kan bevrijding pas de ruimte krijgen.